Thee… en hoe het begon

Niemand weet wanneer precies de eerste thee werd gezet. Over het ontstaan van thee en het gebruik om uit (al dan niet gedroogde) bladeren thee te trekken, doen dan ook verschillende verhalen de ronde.

Het meest bekende verhaal gaat over één van de eerste keizers van China; Shen Nung. Hij leefde rond 2750 voor Christus en de “ontdekking” vond plaats op één van zijn reizen.

Tijdens het koken dwarrelden wat blaadjes in het kokende water wat leidde tot een heerlijke geur. De keizer kon het niet laten om hier even van te proeven. Hij vond het zo lekker dat hij de opdracht gaf om wat van deze struiken aan te planten in de keizerlijke tuinen. Het bleek al snel dat Shen Nung niet de enige liefhebber was.

Om grote hoeveelheden te kunnen verbouwen gingen de Chinezen over tot het aanleggen van theeplantages. Het waren vooral de rondtrekkende boeddhistische priesters die zorgen voor de verspreiding van deze nieuwe “trend”. Zij kwamen namelijk weer op krachten met een kopje thee na een intensieve meditatie. Na de Chinezen volgden de Japanners en vanaf de 7e eeuw na Chr. werd het een serieuze handel die zich langzamerhand over de hele wereld verspreidde.

In eerste instantie werd thee niet gedronken omdat het zo lekker was, maar meer vanwege de wonderbaarlijke eigenschappen. Zo zou het drinken van thee nachtmerries verdrijven, zwaarmoedigheid en somberheid tegengaan, de domheid verdrijven, het verstand verscherpen en de vruchtbaarheid verhogen.

Vanaf de 18e eeuw werd thee meer een genotsdrank voor de welgestelden, want thee was moeilijk te krijgen en daardoor dus ook heel erg duur. Mede door de Verenigde Oost-Indische Compagnie werden er grotere hoeveelheden aangevoerd en daalde uiteindelijk de prijs.

Hierdoor ging ook het “gewone volk” aan de haal met de thee en begon iedereen het donkere vocht langzamerhand steeds lekkerder te vinden. Dit had weer tot gevolg dat aan het einde van de achttiende eeuw driekwart van de bierbrouwers failliet ging!

Zoeken